Op grond van 6:108 BW kunnen nabestaanden een aantal schadeposten vorderen, te weten gederfd levensonderhoud (lid 1), kosten lijkbezorging (lid 2) en affectieschade (lid 3 en 4).
Niet iedereen kan de post gederfd levensonderhoud vorderen; degene die hiervoor in aanmerking kunnen komen zijn opgesomd in lid 1 onder sub a t/m d.
- De vorderingsgerechtigden
sub a: Echtgenoot (niet van tafel en bed gescheiden), geregistreerd partner en minderjarige kinderen
Onder de minderjarige kinderen worden ook onwettige kinderen (erkend en niet-erkend) en ongeboren kinderen verstaan. Het vorderingsrecht van het ongeboren kind start vanaf de geboortedag.
sub b: Andere bloed- of aanverwanten:
Hieronder worden verstaan: ouders, grootouders, kleinkinderen, meerderjarige kinderen, stiefkinderen, schoonkinderen, broers en zusters.
Hier geldt wel dat er vóór het overlijden sprake moet zijn van een (geheel of ten dele) levensonderhoud door de overledene. Er is geen gezinsverband vereiste.
sub c: In gezinsverband samenwonenden met de overledene:
Hieronder vallen bijvoorbeeld de ongehuwde samenwonende partners. Maar ook anderen die in gezinsverband samenleefden met de overledene. Het in gezinsverband samenleven is hier, in tegenstelling tot sub b, wel een vereiste. Ten opzichte van sub a en b gelden voor sub c een aantal vereisten waaraan voldaan moet worden om als vorderingsgerechtigde aangemerkt te worden.
sub d: In gezinsverband samenwonenden met de overledene:
Hier geldt dat de overledene de nabestaanden onderhield door het doen van de gemeenschappelijke huishouding. Kortgezegd: het levensonderhoud in natura.
- Geen vordering
Als een jong kind overlijdt zal er geen sprake zijn van gederfd levensonderhoud. Het kind werd verzorgd door de ouders en niet andersom.
Het is mogelijk dat er door personen wel schade geleden wordt, maar dat er geen vorderingsrecht is.
Stel dat de overledene ondernemer was en de onderneming samen met zijn compagnon dreef. Door het wegvallen van de overledene vallen er opdrachten weg of moeten er vervangende krachten ingehuurd worden. Dit heeft als gevolg dat de compagnon schade lijdt (binnen de onderneming). De onderneming noch de compagnon kunnen onder een van de categorieën vorderingsgerechtigden geschaard worden.
Of een opa komt te overlijden die wekelijks twee middagen, in zijn eigen huis, op de kleinkinderen paste. De ouders van de kleinkinderen dienen na het overlijden een betaalde opvang in te schakelen waardoor zij schade lijden. Deze schade is niet te vorderen omdat de ouders en kleinkinderen niet in gezinsverband samenwoonden met opa.